Als de bevalling begint

 

Bij een thuisbevalling
 
Het is prettig als je ons op tijd inschakelt voor assistentie bij de bevalling. De verloskundige bepaalt wanneer het tijd is om de kraamverzorgende te laten komen en belt vervolgens naar ons om ons te informeren. Wij zorgen er dan voor dat er binnen 45 minuten een kraamverzorgende aanwezig is om te assisteren bij de bevalling. Wanneer je tijdens de thuisbevalling onverhoopt naar het ziekenhuis moet, zorgt de kraamverzorgende ervoor dat alles opgeruimd wordt. Wij worden graag gebeld zodra jouw kindje geboren is, ook als je nog niet zeker weet wanneer jullie naar huis mogen. Wij kunnen de planning van onze zorg hier dan op aanpassen.

Bij een poliklinische bevalling

In bepaalde ziekenhuizen kan, indien gewenst, onze kraamverzorgende assistentie verlenen bij een poliklinische bevalling in het ziekenhuis. Informeer hiernaar bij de zorgcoördinator.

Wanneer alles goed verloopt en je direct naar huis mag, begeleidt de kraamverzorgende je daarna naar huis.

 

Hoe kondigt de bevalling zich aan?

De bevalling kondigt zich aan door regelmatig terugkerende weeën en/of door het breken van de vliezen waardoor je vruchtwater verliest. Hoe meer je jezelf op je gemak voelt, hoe beter je de weeën op kunt vangen. Zorg dus voor een rustige omgeving. Zoek welke houding het prettigste is en probeer tussen de weeën te ontspannen. Een warme douche of bad kan daarbij helpen.

De bevalling bestaat uit drie fasen:

Ontsluitingsfase

Deze eerste fase duurt meestal het langste. Bij een eerste kindje is dit gemiddeld elf uur. Bij een volgend kindje gaat het meestal sneller. De ontsluitingsfase wordt gerekend vanaf de eerste echte weeën tot de volledige ontsluiting van de baarmoederhals bij 10 cm. Tijdens de ontsluitingsfase opent de baarmoedermond zich. De verloskundige of arts houdt zorgvuldig bij hoeveel ontsluiting je hebt. Zodra de verloskundige een dunne rand rond het hoofdje van je baby kan voelen, heb je die felbegeerde tien centimeter, ofwel volledige ontsluiting en begin je aan de tweede fase: de ‘uitdrijving’.

Uitdrijvingsfase

De uitdrijvingsfase duurt vanaf de volledige ontsluiting tot en met de geboorte van je kindje.

Bij volledige ontsluiting mag je beginnen met persen. Deze tweede fase van je bevalling kan snel verlopen, maar duurt bij het eerste kind gemiddeld een tot anderhalf uur.

De persweeën - die anders aanvoelen dan de ontsluitingsweeën - zijn bijzonder sterk, want ze moeten het hoofd van je kind draaien. Het kan even duren voordat die draaibeweging is gelukt. Je merkt bij persdrang, dat je het niet meer tegen kunt houden en dat ook niet wilt. Je krijgt steun van de verloskundige, maar het ‘commando’ om je baby nu naar buiten te duwen komt uit je eigen lichaam.

De verloskundige houdt in de gaten of er al een stukje van het hoofdje te zien is. In het begin glijdt dit nog telkens terug, maar vanaf een bepaald moment blijft het zichtbaar. Je zegt dan dat het hoofdje ‘staat’. Je kunt dit meestal zelf voelen: een branderig, stekend gevoel. Op dit moment zal de verloskundige je vragen om niet meer mee te persen, zodat het weefsel rond je vagina rustig kan oprekken om het hoofdje door te laten. Als het hoofdje echt niet naar buiten komt, krijg je een knipje waarmee de opening wat groter wordt gemaakt. Het is goed mogelijk dat je hier niets van voelt, omdat de huid rond je vagina volledig gespannen is.

Bij één van de volgende weeën volgt de rest van het hoofdje en vanaf dat moment gaat het snel. De verloskundige vangt je baby op en even daarna wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt (door je partner). De verloskundige of arts kijkt meteen of alles in orde is met je baby. Dat gebeurt onder andere met de Apgar-score.

Fase van de nageboorte

De fase van de nageboorte duurt van de geboorte van je kindje tot en met de geboorte van de placenta (nageboorte). Is je baby geboren, dan trekt je baarmoeder opnieuw samen, waardoor de placenta loskomt. Deze derde fase wordt de nageboorte genoemd en duurt meestal minder dan een halfuur.

SPOED CONTACT